dinsdag 28 februari 2012

Veganisten leven niet langer dan vegetariërs of vleeseters

Achtergrond: het Voedingscentrum heeft op haar site een stukje geschreven over vegetarisme/veganisme (1). Hier wordt het effect van een dergelijke levensstijl beschreven op het risico op overlijden:
Eet je meer plantaardige producten en minder dierlijke, dan krijg je meer vezels binnen en minder verzadigde vetzuren. Zo’n eetpatroon kan het risico verlagen op voortijdig overlijden, hart- en vaatziekten, kanker en hersenziektes als Parkinson en Alzheimer.


Tot nu toe is echter slechts één overzichtsartikel geschreven naar het effect van een veganistische levensstijl op het risico op overlijden (2). In 1999 heeft een groep wetenschappers een analyse gemaakt van 5 prospectieve onderzoeken. Hierin werd gekeken naar het effect van veganisme of vegetarisme op het risico op hartziekten, beroertes, kanker en het totale risico op overlijden. De resultaten hiervan kunt u zien in de tabel hieronder:


In de tabel kunt u zien dat vegetariërs, veganisten, viseters en mensen die af en toe vlees aten allemaal een lager risico hadden op overlijden aan hartziekten (ischemic heart disease) dan personen die geregeld vlees aten. In de rode balk zien we het effect van de verschillende leefstijlen op het risico op overlijden (door alle oorzaken gecombineerd). Vegetariërs, viseters en mensen die af ten toe vlees aten, bleken allemaal een lager risico op overlijden te hebben dan personen die geregeld vlees aten. Maar veganisten hadden precies hetzelfde risico op overlijden als personen die geregeld vlees aten.

Conclusie: Een meta-analyse van 5 prospectieve studies laat zien dat zowel vegetariërs als veganisten een lager risico hadden op overlijden aan hartziekten dan personen die geregeld vlees aten. Maar bij veganisten leidde dit niet tot een lager risico op overlijden.


Referenties:
1) Voedingscntrum. Vegetarisme/veganisme. Geraadpleegd op 28 februari 2012, van: http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/trefwoord/vegetarisme-veganisme.aspx
2) Key TJ et al. Mortality in vegetarians and nonvegetarians: detailed findings from a collaborative analysis of 5 prospective studies. Am J Clin Nutr. 1999 Sep;70(3 Suppl):516S-524S. http://www.ajcn.org/content/70/3/516S.full
Het Voedingscentrum verwijst echter niet naar wetenschappelijke literatuur om haar standpunt te onderbouwen.

zondag 26 februari 2012

Volkoren graanproducten verlagen diabetes risico.

Achtergrond: Hoge inname van calcium is in verband gebracht met een verlaagd risico op diabetes in het verleden (1, 2). Dit geldt ook voor hoge inname van magnesium (3).
Volkoren graanproducten bevatten fytinezuur (fytaat). Deze stof is in verband gebracht met een verminderde opname van calcium, magnesium en andere mineralen in de darmen. Om deze reden wordt soms gesteld dat volkoren graanproducten het risico op diabetes zouden verhogen.
Maar deze theorie is vrij simplistisch: Er wordt geen rekening gehouden met andere nutriënten in graanproducten, en ook niet met de complexiteit van het menselijk lichaam. Indien volkoren graanproducten daadwerkelijk het risico op diabetes verhogen, kunnen we verwachten dat personen met een hoge consumptie van volkoren graandproducten een hoger risico op diabetes zullen hebben dan personen met een lage consumptie hiervan. Dit effect kan worden onderzocht in prospectief onderzoek.


Wat is er onderzocht?
Een groep wetenschappers heeft gezocht in de wetenschappelijke databases MEDLINE en EMBASE naar prospectief (= cohort) onderzoek naar volkoren graanproducten in relatie tot het risico op diabetes type 2 (5). Ze vonden de resultaten uit 6 onderzoeksgroepen. Er waren in totaal 286.125 deelnemers aan de onderzoeken, waarvan er 10.944 diabetes type 2 kregen.

Tabel 1:


Resultaat: Tabel 1 laat de resultaten zien uit de individuele studies samen met het gemiddelde effect uit deze studies (Combined). Voor iedere 2 porties volkoren graanproducten die de deelnemers aten, daalde het risico op diabetes met 21% (RR = 0.79; 95% CI = 0.72-0.87). Tabel 1 laat ook zien dat in alle 6 de individuele studies een beschermend effect werd gevonden. Dat kunt u zien doordat alle 6 de rechthoekjes links van de ononderbroken verticale lijn staan. In 1 studie was dit effect niet significant (Montonen). In de andere 5 studies was het effect wel significant.

Conclusie: Resultaten uit prospectief cohort onderzoek laten constant zien dat mensen met een hoge consumptie van volkoren graanproducten een lager risico op diabetes type 2 hebben dan mensen met een lage consumptie hiervan.

Referenties:
1) Pittas AG et al. The role of vitamin D and calcium in type 2 diabetes. A systematic review and meta-analysis.J Clin Endocrinol Metab. 2007 Jun;92(6):2017-29.  http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2085234/?tool=pubmed
2) Dong JY et al. Dietary calcium intake and risk of type 2 diabetes: possible confounding by magnesium. Eur J Clin Nutr. 2012 Feb 8. doi: 10.1038/ejcn.2012.5. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22318650
3) Dong JY et al. Magnesium intake and risk of type 2 diabetes: meta-analysis of prospective cohort studies. Diabetes Care. 2011 Sep;34(9):2116-22. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21868780
4) Zhou JR et al. Phytic acid in health and disease. Crit Rev Food Sci Nutr. 1995 Nov;35(6):495-508. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8777015
5) de Munter JS et al. Whole grain, bran, and germ intake and risk of type 2 diabetes: a prospective cohort study and systematic review. PLoS Med. 2007 Aug;4(8):e261. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1952203/?tool=pubmed

zaterdag 25 februari 2012

Bessen verlagen risico op kanker niet

Achtergrond: Bessen zouden het risico op kanker verlagen. Als we in google zoeken op "bessen kanker" zien we dat zo'n beetje alle gevonden titels suggereren dat bessen beschermend werken. Maar zodra we gaan kijken waar het bewijs hiervoor op gebaseerd is, zien we dat continu wordt verwezen naar:

  • Studies uitgevoerd bij dieren (vooral muizen en ratten).
  • Studies uitgevoerd in cellijnen.
  • Niets. Vaak wordt helemaal niet verwezen naar wetenschappelijk onderzoek. 
Indien bessen daadwerkelijk het risico op kanker verlagen, is het logisch dat mensen met een hoge consumptie van bessen een lager risico op kanker hebben dan mensen die weinig bessen eten. Deze vergelijking kan worden onderzocht in wetenschappelijk onderzoek. Bij voorkeur "prospectief" (= cohort) onderzoek.


Wat heb ik gedaan?
Ik heb gezocht in de wetenschappelijke database "Pubmed" naar prospectief onderzoek over de relatie tussen consumptie van bessen en het risico op 7 soorten kanker. Details over de zoekterm en andere criteria kunt u vinden op mijn Engelstalige website (1).

Resultaten.
A) Borstkanker: 
Studie:
Aantal deelnemers:
Soort bessen:
Effect:
2) Adebamowo CA (2005)
90,630 vrouwen
Bosbessen
RR = 1.25 (0.86-1.80; P = 0.84)
Ik heb 1 studie gevonden. Bosbessen beschermenden niet tegen het risico op borstkanker.

B) Darmkanker: 
Studie:
Aantal deelnemers:
Soort bessen:
Effect:
3) Michels KB (2000)
88,764 vrouwen
Bosbessen
Geen significant effect op kanker van de dikke darm of het rectum
3) Michels KB (2000)
47,325 mannen
Bosbessen
Geen significant effect op kanker van de dikke darm of het rectum
4) Lin J (2005)
36,976 vrouwen
Bosbessen
Geen significant effect op kanker van de dikke darm of het rectum
Ik heb 2 studies gevonden over 3 verschillende onderzoeksgroepen. Bosbessen beschermden niet tegen het risico op kanker van de dikke darm of het rectum.

C) Longkanker:
Studie:
Aantal deelnemers:
Soort bessen:
Effect:
5) Knekt P (1997)
9,959 mannen en vrouwen
 De som van alle bessen
RR = 1.80 (1.11-2.93)
6) Cutler GJ (2008)
34,708 vrouwen
De som van alle bessen
Geen effect 
7) Feskanich D (2000)
77,283 vrouwen
Bosbessen
Geen effect
7) Feskanich D (2000)
47,778 mannen
Bosbessen
Geen effect
8) Hirvonen T (2001)
27,110 mannen
De som van alle bessen
Een niet-significant beschermend effect
Ik heb 4 studies gevonden over 5 verschillende onderzoeksgroepen. Hoge consumptie van bessen verhoogde het risico op kanker met 80% in één onderzoek (Knekt P. 1997). Geen andere significante effecten zijn beschreven.

D) Alvleesklierkanker:
Studie:
Aantal deelnemers:
Soort bessen:
Effect:
9) Bobe G (2008)
27,111 mannen
De som van alle bessen
HR = 0.88 (0.63-1.24; P = 0.94)
10) Vrieling A (2009)
478,400 men and women
De som van alle bessen
HR = 0.90 (0.66-1.23; P = 0.61)
Ik heb 2 studies gevonden. Deze lieten geen effecten zien van bessen op het risico op kanker van de alvleesklier.


E) Ik heb geen prospectief onderzoek gevonden over het effect van consumptie van bessen op kanker van de slokdarm, eierstokken, of prostaat.

Conclusie: Prospectief onderzoek laat consistent zien dat personen met een hoge consumptie van bessen geen lager risico op kanker hebben dan personen met een lage consumptie.

Opmerking: Ik heb tot nu toe naar slechts 7 vormen van kanker gekeken. Maar dit zijn wel veel voorkomende vormen van kanker: alvleesklierkanker, borstkanker, darmkanker, eierstokkanker, longkanker, prostaatkanker en slokdarmkanker. Twee studies waarin is gekeken naar het totale risico op kanker (alle typen gecombineerd) laten ook geen beschermend effect zien (1).



Referenties:
1) Hoenselaar R. Cancer and diet. A systematic review. http://canceranddiet.nl/
2) Adebamowo CA et al. Dietary flavonols and flavonol-rich foods intake and the risk of breast cancer. Int J Cancer. 2005 Apr 20;114(4):628-33. Int J Cancer. 2005 Apr 20;114(4):628-33. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15609322
3) Michels KB et al. Prospective study of fruit and vegetable consumption and incidence of colon and rectal cancers. J Natl Cancer Inst. 2000 Nov 1;92(21):1740-52.  http://jnci.oxfordjournals.org/content/92/21/1740.full
4) Lin J et al. Dietary intakes of fruit, vegetables, and fiber, and risk of colorectal cancer in a prospective cohort of women (United States). Cancer Causes Control. 2005 Apr;16(3):225-33. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/15947874
5) Knekt P et al. Dietary flavonoids and the risk of lung cancer and other malignant neoplasms. Am J Epidemiol. 1997 Aug 1;146(3):223-30. http://aje.oxfordjournals.org/content/146/3/223.full.pdf
6) Cutler GJ et al. Dietary flavonoid intake and risk of cancer in postmenopausal women: the Iowa Women's Health Study. Int J Cancer. 2008 Aug 1;123(3):664-71. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18491403
7) Feskanich D et al. Prospective study of fruit and vegetable consumption and risk of lung cancer among men and women. J Natl Cancer Inst. 2000 Nov 15;92(22):1812-23. http://jnci.oxfordjournals.org/content/92/22/1812.full
8) Hirvonen T et al. Flavonol and flavone intake and the risk of cancer in male smokers (Finland). Cancer Causes Control. 2001 Nov;12(9):789-96. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11714106
9) Bobe G et al. Flavonoid intake and risk of pancreatic cancer in male smokers (Finland). Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2008 Mar;17(3):553-62. http://cebp.aacrjournals.org/content/17/3/553.long
10) Vrieling A et al. Fruit and vegetable consumption and pancreatic cancer risk in the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition. Int J Cancer. 2009 Apr 15;124(8):1926-34. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19107929



Melk verhoogt het risico op een heupfractuur niet

Achtergrond: Consumptie van melk is gelinkt aan een hoger risico op een heupfractuur. Indien we op google zoeken naar de zoekterm "melk heupfracuur" zien we verschillende titels die suggereren dat melk mogelijk het risico op osteoporose/botbreuken verhoogt.



Hebben studies in het verleden daadwerkelijk laten zien dat melk het risico op een heupfractuur verhoogt?
Artikelen in google lijken vrij consistent te verwijzen naar hetzelfde artikel (1). Bij een grote groep vrouwen werd gekeken naar de gebruikelijke consumptie van melk. Vervolgens werd gekeken naar het effect op botbreuken. Vrouwen met een hoge inname van melk zouden een 45% hoger risico op heupfracturen hebben dan vrouwen met een lage inname.

Tabel 1:


Tabel 1 laat de effecten zien zoals deze zijn beschreven in het wetenschappelijke onderzoek. We zien een Relatief Risico (RR) van 1.45 (95% CI = 0.87-2.43; P = 0.22) op een heupfractuur bij vrouwen die 2 of meer glazen melk per dag dronken. Er werd geen effect gevonden op het risico op een breuk van de onderarm.
Een effect kan op 2 manieren significant zijn:
  • De 1 is uitgesloten van de 95% CI van het RR. Dit is niet het geval, want de onderkant van de 95% CI = 0.87 en de bovenkant = 2.43.
  • De P voor trend = kleiner dan 0.05. Dit is ook niet het geval, want de P voor trend = 0.22.
In wetenschappelijke termen betekent dit dat er geen significant effect is gevonden. Of heel misschien, dat een niet-significant verhoogd risico is gevonden.

Het niet-significante 45% verhoogde risico op heupfracturen is gevonden bij melkconsumptie tijdens de periode dat de vrouwen volwassen waren. Maar het artikel geeft ook informatie over consumptie van melk tijdens de tienerjaren van de vrouwen (zie tabel 2).

Tabel 2:


We zien dat vrouwen die 3 of meer glazen melk per dag dronken gedurende de tienerjaren een niet-significant 47% verlaagd risico op een heupfractuur hadden (RR = 0.53; 95% CI = 0.25-1.16; P voor trend = 0.20).
Vrouwen met een hoge inname van melk tijdens zowel de periode dat ze tiener waren als de periode dat ze volwassen waren, hadden geen verhoogd risico op een heupfractuur (RR = 0.88; 95% CI = 0.58-1.36).

Nieuwer onderzoek: In 2011, heeft een groep wetenschappers een onderzoek gepubliceerd. Ze keken naar de resultaten uit alle prospectieve studies (6 studies voor vrouwen en 3 studies voor mannen) waarin was gekeken naar het effect van melk inname op het risico op een heupfractuur (2). De resultaten uit de individuele studies werden op een hoop gegooid in een zgn. "meta-analyse". Deze analyse liet geen effect zien van consumptie van melk op het risico op een heupfractuur bij vrouwen (RR = 0.99; 95% CI = 0.96-1.02 per glas melk per dag), maar een niet-significant beschermend effect bij mannen (RR = 0.91; 95% CI = 0.81-1.01 per glas melk per dag).

Opmerking: De resultaten uit het nieuwere onderzoek zijn gebaseerd op een klein aantal studies, met een relatief klein aantal heupfracturen (3.574 fracturen bij vrouwen en 195 fracturen bij mannen. Meer onderzoek is nodig voordat met enige zekerheid conclusies kunnen worden getroken.



Referenties:
1) Feskanich et al. Milk, dietary calcium, and bone fractures in women: a 12-year prospective study. Am J Public Health. 1997 Jun;87(6):992-7. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/9224182
2) Bischoff-Ferrari HA et al. Milk intake and risk of hip fracture in men and women: a meta-analysis of prospective cohort studies. J Bone Miner Res. 2011 Apr;26(4):833-9. doi: 10.1002/jbmr.279. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20949604

Verzadigd vet verhoogt het "slechte" LDL-cholesterol, maar ook het "goede" HDL-chosterol


Achtergrond: Het is algemeen bekend dat verzadigd vet het "slechte" LDL-cholesterol verhoogt. Deze boodschap wordt continu door het Voedingscentrum verspreid (1).
Ik citeer het Voedingscentrum:
"Verzadigd vet heeft een ongunstig effect op het cholesterolgehalte in het bloed. Verzadigd vet verhoogt namelijk het slechte LDL-cholesterol en daarmee het risico op hart- en vaatziekten."  

Maar wat is het effect van verzadigd vet op het "goede" HDL-cholesterol?


Wetenschappelijk onderzoek: In 2003, publiceerde een groep Nederlandse onderzoekers een artikel wat het effect beschreef uit het vervangen van koolhydraten door de diverse typen vet.  De onderzoekers zochten in de wetenschappelijke literatuur naar gecontoleerd onderzoek over dit onderwerp. In totaal werden 60 onderzoeken gevonden. De resultaten hiervan werden op een hoop gegooid en zijn zichtbaar in de volgende tabel:

Effecten op het serum cholesterol uit het vervangen van koolhydraten door verzadigde vetten (SFAs) kunt u zien in de rode rechthoek. Zowel het LDL-cholesterol als het HDL-cholesterol steeg significant (P = < 0.001). Als een gevolg daarvan steeg het totale cholesterol ook. Wat opvalt, is dat verzadigd vet het "goede" HDL-cholesterol nog sterker liet stijgen dan enkelvoudig onverzadigd vet (MUFAs) en meervoudig onverzadigd vet (PUFAs). De verhouding totaal:HDL cholesterol werd niet beïnvloed door hogere consumptie van verzadigd vet.

Wat doet het Voedingscentrum met deze informatie?
In het verleden heb ik verschillende mailtjes gestuurd naar het Voedingscentrum. Ook ben ik er op gesprek geweest. Het Voedingscentrum weigert om aan te geven dat verzadigd vet het "goede" HDL-cholesterol verhoogt, omdat ze de boodschap over verzadigd vet niet te "ingewikkeld" willen maken voor de gemiddelde bezoeker van de site.

Referenties:
1) Voedingscentrum (2012). Verzadigd vet. Geraadpleegd op 22 februari 2012, van: http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/verzadigd-vet.aspx
2) Mensink RP et al. Effects of dietary fatty acids and carbohydrates on the ratio of serum total to HDL cholesterol and on serum lipids and apolipoproteins: a meta-analysis of 60 controlled trials. Am J Clin Nutr. 2003 May;77(5):1146-55. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12716665


Twitter Delicious Facebook Digg Stumbleupon Favorites More

 
Design by Free WordPress Themes | Bloggerized by Lasantha - Premium Blogger Themes | Facebook Themes